Drie goden landen op Chinese bodem om de ‘goede zielen’ te inventariseren.
Wang, de waterdrager, begeleidt hen op hun zoektocht naar onderdak voor de nacht.
Iedereen toont zich onverschillig, en uiteindelijk gaan ze in op de gastvrijheid van Shen-Té, de plaatselijke prostituee.
In de overtuiging dat ze hun goede ziel hebben gevonden, laten ze haar een kleine som geld na, waarmee zij een tabakswinkel kan kopen. Helaas blijkt het al snel een vergiftigd geschenk te zijn: Shen-Te’s winkel trekt onmiddellijk de armsten en de rijksten aan, die proberen haar waren af te troggelen. Onoverkomelijke tegenstellingen slingeren onze goede ziel heen en weer tussen het verlangen om goed te doen en de noodzaak om de wetten van het gewetenloze kapitalisme toe te passen ‘teneinde haar zwakke bootje van schipbreuk te redden’.